Wat leren we van de aardgasvrije proeftuinen?

Rotterdam, 5 juli 2019

Vorig jaar ontvingen 27 gemeenten een rijksbijdrage voor het aardgasvrij maken van een wijk. In deze ‘proeftuinen’ leren we samen hoe we stap voor stap de overstap maken van aardgas naar een duurzaam alternatief. Na de eerste ervaringen in Purmerend (Liander), Utrecht, Sliedrecht (Stedin), Appingedam (Enexis) en Middelburg (Enduris), hebben de regionale netbeheerders de eerste leerpunten en dilemma’s vastgesteld.

Om de kosten van de energietransitie voor iedereen betaalbaar te houden, worden goede stappen gezet. Maar er is voor zowel de netbeheerders als de andere partijen nog genoeg te leren en te verbeteren. Bovendien helpt de huidige wet- en regelgeving op een aantal punten nog niet mee.

Regie vanuit gemeente 

De eerste uitdagingen zijn het plannen van het werk. Gemeenten willen de aardgasvrije werkzaamheden vaak gelijktijdig uitvoeren met de vervanging van riolering of stadsvernieuwing. Hierdoor houden we de overlast voor bewoners en de kosten zo laag mogelijk. Maar de proeftuinen van Utrecht en Purmerend leren dat het combineren van werkzaamheden erg lastig blijkt. Zeker als ook een nieuwe warmteoplossing moet worden gerealiseerd. Om begrip te creëren, is het belangrijk de bewoners goed te informeren over de planning. Regie vanuit de gemeente is hierbij essentieel.

Einddatum

In de proeftuin van Purmerend stappen niet alle bewoners over op stadswarmte. Er moet een nieuw aardgasnet aangelegd worden, maar deze investering wordt waarschijnlijk niet terugverdiend. In de toekomst is het wenselijk dat gemeenten een einddatum mogen vaststellen voor de levering van aardgas voor hun bewoners. Hiervoor zal de huidige wet- en regelgeving moeten worden aangepast. 

Nieuwe warmtesystemen

De installatie van nieuwe verwarmingssystemen leidt tot complexe vraagstukken. In veel wijken zijn collectieve warmtenetten het meest geschikte alternatief voor aardgas. Dit brengt de gemeente voor een ingewikkelde keuze over hun eigen rol en die van de markt. Netwerkbedrijven kunnen bijdragen door de aanleg van het warmtenet op zich te nemen. Dit moet wel passen bij de visie van de gemeente en in lijn zijn met de rolverdeling in de warmtemarkt. Omdat nog geen goede wet- en regelgeving voorhanden is, wordt in elke gemeente het wiel opnieuw uitgevonden en ontstaat vertraging in het proces.

Maatwerk en creativiteit 

Ook binnenshuis is voldoende te leren. Een warmteleiding aansluiten in de woning, kan vaak niet moeiteloos. Te kleine meterkast, te dikke vloer, toegepaste bouwmaterialen en beschikbare ruimte in de woning, maken dat maatwerk en creativiteit nodig is. Dat leidt soms tot bijzondere oplossingen. Zoals in Purmerend waar een warmteleiding langs de gevel het huis in wordt gebracht. Installateurs en bouwers moeten dan ook vroegtijdig betrokken worden. Om deze samenwerking te versterken, tekenden onlangs meer dan twintig partijen, waaronder netbeheerders, installateurs en onderwijsinstellingen, een intentieverklaring om de samenwerking en technologische vernieuwing te versterken.  

Actieve samenwerking 

De regionale netbeheerders zoeken actief de samenwerking met gemeenten, woningcorporaties, bewoners, marktpartijen en andere belanghebbenden. We helpen beslissingen te nemen over een nieuwe duurzame energievoorziening om zo samen een vlotte uitvoering te realiseren. Bijvoorbeeld door onze kennis in te brengen over bestaande netten, over mogelijke warmtealternatieven en de technische en financiële consequenties van die alternatieven. Met elkaar moeten we zorgen dat de meest kosteneffectieve aanpak gekozen en uitgevoerd wordt, zodat de energievoorziening voor iedereen betrouwbaar, betaalbaar en bereikbaar blijft.